Gerardus Milis

IDnr.5761, ° 18 september 1849, + na 3 december 1885
GeboorteGerardus Milis werd geboren op 18 september 1849 te Rijkel [België].1 
HuwelijkHij huwde met Josephina Autrix, dochter van Joannes Antonius Autrix en Anna Colleta Frederickx, op 3 december 1885 te Rijkel [België].1 
OverlijdenHij overleed na 3 december 1885 te Rijkel? [België].1 

bronvermelding(en)

  1. [S61] DVD 2015, PRO-GEN Gebruikersgroep Limburg, burgerlijke stand Rijkel.

Agnes Millen

IDnr.14567, ° voor 1635, + na 20 juni 1656
DoopselAgnes Millen werd gedoopt voor 1635 te Hasselt? [België].1 
DoopselZij was meter bij het doopsel van Elisabeth Van Millen op 20 juni 1656 te Hasselt [België].1
OverlijdenZij overleed na 20 juni 1656 te Hasselt? [België].1 

bronvermelding(en)

  1. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1656, doopsels, p.205.

Agneta Millen

IDnr.14569, ° 8 oktober 1659
VaderArnoldus Millen1 ° 2 juli 1622, + 21 maart 1687
MoederCatharina Frederici1 ° circa 1619, + 3 september 1660
Stamkaartenafstammelingen van Arnout Fredrix [uitklapbaar formaat]
afstammelingen van Arnout Fredrix [boxformaat]
DoopselAgneta Millen werd gedoopt op 8 oktober 1659 te Hasselt [België] met als peter Jordanus Van Herck en als meter Gertrudis Jacobs. De akte vermeldt: 'Zij is de tweelingzus van Catharina.1'

bronvermelding(en)

  1. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1659, doopsels, p.286.

Anna Millen

IDnr.2486, ° 12 september 1654, + na 20 juli 1666
VaderArnoldus Millen1 ° 2 juli 1622, + 21 maart 1687
MoederCatharina Frederici1 ° circa 1619, + 3 september 1660
Stamkaartenafstammelingen van Arnout Fredrix [uitklapbaar formaat]
afstammelingen van Arnout Fredrix [boxformaat]
DoopselAnna Millen werd gedoopt op 12 september 1654 te Hasselt [België] met als peter Joannes Frederici en als meter Margareta Millen.1
ErfenisJoannes Frederici en Mattheus Fredrix waren, samen met Anna Millen, op 20 juli 1666 te Hasselt [België] erfgenamen van Arnoldus Frericx en Anna Hoefmans. De akte verwijst ook naar Arnoldus Liefsoons en Arnoldus Millen als betrokken partij. Ze vermeldt verder ook Petrus Bus en Catharina Frederici. De akte luidt als volgt: 'Op 20 juli 1666 zijn voor mij Notaris en getuigen hieronder geschreven persoonlijk verschenen en gecompareerd Eerwaarde Heer en Meester Joannes Fredrix, Mathijs Fredrix, Joris Fredrix, Mathijs Matheuwis als man en momber van zijn vrouw Anna Fredrix, Aerdt Liefsoons als man en momber van zijn vrouw Maria Fredrix geassisteerd door Aerdt Bus, mede sprekende voor zijn andere zusters en broers, voorkinderen van de voornoemde Maria Fredrix, bij haar verwekt door Peeter Bus zaliger, en Aerdt Millen als vader en momber van zijn kinderen Renier, Anna, Lijsbeth en Catrien Millen, verwekt uit de schoot van Catlijn Fredrix. Samen kinderen en representanten van Aerdt Fredrix en Anna Hoefmans, beide zaliger. De goederen, cijnzen en renten die voornoemde ouders hebben achter gelaten, zijn na rijpe deliberatie en langdurig beraad in zes gelijke delen verdeeld, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F.
Na hierover gekaveld te hebben is het eerste deel, aangeduid met de letter A, gevallen aan Aerdt Liefsoons, zowel voor hem en zijn kinderen verwekt bij Maria Fredrix als voor de kinderen bij haar verwekt door Peeter Bus, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning waar Aerdt voornoemd woont Het bestaat uit twee ‘moeshoofkens', de dries of boomgaard, de ene gelegen te Groenlaren in Lummen, geschat op 800 gulden, de andere geschat op 400 gulden bl, de onderste Scijnenshof geschat op 600 gulden bl, de bovenste Scijnenshof, bovenop de lasten die erop staan, geschat op 900 gulden bl, het Wauterken geschat op 150 gulden bl, de Langenhof geschat op 250 gulden bl, het Passebosken geschat op 100 gulden bl, het Quaetbleuxken geschat op 100 gulden bl, het voorste Edbrouck geschat op 800 gulden bl, de Jonckhanensbampt geschat op 400 gulden bl, en het Peeterbrouxken geschat op 200 gulden bl. Vervolgens 27 gulden en vijf stuivers bl jaarlijkse rente en nog eens 25 gulden bl jaarlijks, beide staande op de gemeente Lummen. Verder 3 gulden bl jaarlijks op de panden van Jaspert Poelmans, ook van Lummen. (Nota: een totaal van 4700 gulden bl voor de onroerende goederen en 55 gulden en vijf stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het tweede deel aangeduid met de letter B is gevallen aan Aerdt Millen voor zijn voornoemde kinderen, bestaande uit de hierna volgende percelen van erven en renten, te weten de winning van Aerdt Corthauts met het land, moeshof en boomgaard, te Groenlaren in Lummen gelegen, geschat op 300 gulden bl, de Heusarens geschat op 400 gulden bl, de Vrauwkenshof geschat op 200 gulden bl, het Heijken tegenover de voornoemde winning gelegen geschat op 100 gulden bl, de Reu geschat op 1000 gulden bl boven de last van een vat koren jaarlijks, de Huijsmansschom geschat op 400 gulden bl, het achterste Edbroek geschat op 600 gulden bl, het meken geschat op 200 gulden bl en de Gielisbampt geschat op 300 gulden bl. Vervolgens 7 gulden bl jaarlijkse rente op de panden van Aerdt Aerts van Leuven, 8 gulden bl jaarlijks op de panden van Frans Rubens van Stevoort, op de panden van Jan Vos van Spalbeek 16 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Munters op de Kempense Heide drie vaten koren jaarlijks geschat op 4 gulden en 10 stuivers bl, op de panden van Jan Van der Linden van Schulen 7 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Tilborch 13 gulden en 14 stuivers bl jaarlijks en de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 gulden uit 50 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3500 gulden bl aan de onroerende goederen en 81 gulden en 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het derde deel aangeduid met de letter C is gevallen aan Mathijs Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning, moeshof en de hof erachter gelegen in het Oostereinde van de Vrijhijt Lummen, geschat boven de lasten op 1300 gulden bl, het Lindekensveld achter het dorp geschat op 150 gulden bl, de Eijkenstock geschat op 300 gulden bl, de Berch geschat boven de last van een half vat koren aan Mr. Peeter Fredrix op 200 gulden bl, de Hoeleijcke geschat op 100 gulden, het hofken achter Deckers, het Stenaershofken en de Huijgenbos samen geschat op 250 gulden bl, de hoeve op het Oostereinde geschat boven de lasten van één 'kop' jaarlijks op 10 gulden bl, het Edbrouck achter het bos geschat op 800 gulden bl, de beide ‘bempdekens’ geschat op 400 gulden bl boven de last van 3 gulden jaarlijks onder correctie aan de kerk van Lummen, en het voorste en achterste middelbroek geschat op 400 gulden bl. Vervolgens 12 gulden bl jaarlijks op de panden van Lambrecht Jans, op de panden van Jan Hauen van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Klockluijders van Lummen 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Marten Wauters van Leuven 3 gulden bl geld en munten en 8 gulden bl jaarlijks, makende tesamen 13 gulden bl, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 20 gulden uit 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Aerdt Klocklijers van Lummen 3 gulden jaarlijks, op de panden van Anthoon Lemmens van Molem 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Vaes Swaelen en Hendrick Remen van Geneiken 4 gulden bl jaarlijks en op de panden van Mr. Jacob Clerx van Lummen 6 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3910 gulden bl aan onroerende goederen en 65 gulden bl jaarlijks aan renten).
Het vierde deel aangeduid met de letter D is gevallen aan Joris Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de hofstad in het dorp van Lummen, schuur, stalleken en moeshof geschat boven de lasten op 600 gulden bl, de heide met het bos erbij en de Kerckenbempt geschat boven de lasten van 3,5 vaten koren en 15 stuivers jaarlijks aan het begijnhof van Diest, op 1000 gulden jaarlijks, den Ikert geschat op 150 gulden bl, de helft van de schom van Marie Lijnen geschat op 50 gulden, den Peijl in Gestel met het bos en de bomen geschat op 400 gulden bl, het nieuwe bleuck dat Marten Wauters huurt geschat op 300 gulden bl, het Lindekensveld in Laren geschat op 150 gulden bl, de Langenbampt geschat op 600 gulden bl, de andere bampt in Laren die Aerdt Corthauts huurt geschat op 500 gulden bl. Vervolgens 12 gulden jaarlijks op de panden van Jan Roelants van Stevoort, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 15 gulden zijnde de rest van 35 gulden jaarlijks, op de panden van Lucas Smans van Tiewinkel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Michiel Reijnders van Lummen 3 gulden 10 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Meuwis Scepers van Leuven 3 gulden 10 stuivers jaarlijks, op de panden van Willem Thonis van Gestel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Engelbrechts van Tuijlt 10 gulden bl jaarlijks, op de panden van Catlijn Timmermans van Linkhout 15 gulden 10 stuivers jaarlijks en op de panden van Heer Laurens van Meuwen van Schulen, nu Jan Hoens 2 gulden 10 stuivers jaarlijks. (Nota: een totaal van 3750 gulden bl voor de onroerende goederen en 72 gulden stuivers bl jaarlijks aan renten).
(In de marge staat de volgende nota). Joris Fredrix heeft van zijn moeder reeds 25 gulden jaarlijks genoten en hiermee is al rekening gehouden).
Het vijfde deel aangeduid met de letter E is gevallen aan Mathijs Mateuwis, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de Baltishoeve in Tuijlt geschat op 1200 gulden bl, het Bausenhofken in Kermt geschat op 100 gulden bl, het Mishooffken in Tuijlt geschat boven de lasten op 400 gulden bl, de bempt en het land ernaast in Busselken te Stevoort gelegen geschat boven de last van 16 stuivers jaarlijks op 1000 gulden bl; het Scossautbos in Mellaar geschat op 100 gulden bl, de bempt omtrent Heusden geschat op 200 gulden bl, de schom in Linkhout geschat op 150 gulden bl, het broek achter de molen te weten de bampt op de Demer in het Lummens broek, de wisselbampt tegen Peeter Aerts en de Rausen Penninck tesamen geschat op 300 gulden bl, de Goorkuijlen geschat op 50 gulden, het eikenbos achter Kuringen geschat boven de lasten van 37 stuivers jaarlijks en de drie bomen die daar uit gehouwen moeten worden op 300 gulden bl. Vervolgens op de panden eertijds van Claes Bijsmans nu Jan Vrerix en consorten 15 gulden bl jaarlijks, op de panden van Mathijs Joris van Lummen 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Greffers van Linkhout 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Slegers van Stokrooi 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Coex van Kermt 4 gulden bl, op de panden van Jan Peermans nu van Jan Engelen van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Govert Slaechs van Linkhout nu van Jan Spilborch van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 uit 50 gulden bl jaarlijks. (Nota: een totaal van 3800 gulden bl voor de onroerende goederen en 95 gulden 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het zesde deel aangeduid met de letter F is gevallen aan Eerwaarde Heer Jan Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten het huis en aanhang in Hasselt gelegen ‘daar de condividenten elders uitgestorven zijn’ geschat met de last van 17 gulden en 12 stuivers min één oort op 3000 gulden bl, de Jorisbleuck in Geneiken geschat op 400 gulden bl, het land in Geneiken dat Hendrick Van den Velde huurt geschat op 200 gulden bl, het land in Bolderberg met een rente van 8 gulden jaarlijks aan Peeter Pinxten geschat op 500 gulden. Vervolgens op de panden van Jaspert Mantels van Zonhoven 25 gulden 5 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Swinnen van Kermt 20 gulden 10 stuivers bl jaarlijks. Een stuk land buiten de Trichterpoort gelegen met de daarop staande vruchten geschat boven de last van 4,5 vaten koren op 200 gulden bl, op de panden van Tielman Van Heele van Lummen nu van Jan Fredrix 6 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Hasselt een vat koren jaarlijks geschat op 30 gulden en op de panden van Lucas Geerts van Leuven 1 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 4300 gulden bl voor de onroerende goederen en 82 gulden 15 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Zo gesteld en gekaveld heeft iedereen zijn deel gekregen met als getuigen de eerzame Lambrecht Kelleneers en Margriet Wijsenraets. Was getekend: Cor. Caproens.2'
OverlijdenZij overleed na 20 juli 1666 te Hasselt? [België].2 

bronvermelding(en)

  1. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1654, doopsels, p.169.
  2. [S40] Schepenbank Hasselt - Civiel Luiks Recht, Rijksarchief Hasselt, dossier nr. 974.

Arnoldus Millen

IDnr.2484, ° 2 juli 1622, + 21 maart 1687
Stamkaartenafstammelingen van Arnout Fredrix [uitklapbaar formaat]
afstammelingen van Arnout Fredrix [boxformaat]
NaamvariatieArnoldus Millen werd ook Arnoldus Van Millen genoemd. 
DoopselHij werd gedoopt op 2 juli 1622 te Hasselt [België].1
HuwelijkHij huwde met Catharina Frederici, dochter van Arnoldus Frericx en Anna Hoefmans, op 3 oktober 1651 te Hasselt [België].2
ErfenisDe erfenis door Joannes Frederici en Mattheus Fredrix, samen met Georgius Frederici, Mathijs Mattheij, Anna Frederici, Maria Frederici, Arnoldus Busch, Renerus Millen, Anna Millen, Elisabeth Van Millen en Catharina Millen, geacteerd te Hasselt [België] op 20 juli 1666, verwijst naar Arnoldus Millen als betrokken partij; Op 20 juli 1666 zijn voor mij Notaris en getuigen hieronder geschreven persoonlijk verschenen en gecompareerd Eerwaarde Heer en Meester Joannes Fredrix, Mathijs Fredrix, Joris Fredrix, Mathijs Matheuwis als man en momber van zijn vrouw Anna Fredrix, Aerdt Liefsoons als man en momber van zijn vrouw Maria Fredrix geassisteerd door Aerdt Bus, mede sprekende voor zijn andere zusters en broers, voorkinderen van de voornoemde Maria Fredrix, bij haar verwekt door Peeter Bus zaliger, en Aerdt Millen als vader en momber van zijn kinderen Renier, Anna, Lijsbeth en Catrien Millen, verwekt uit de schoot van Catlijn Fredrix. Samen kinderen en representanten van Aerdt Fredrix en Anna Hoefmans, beide zaliger. De goederen, cijnzen en renten die voornoemde ouders hebben achter gelaten, zijn na rijpe deliberatie en langdurig beraad in zes gelijke delen verdeeld, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F.
Na hierover gekaveld te hebben is het eerste deel, aangeduid met de letter A, gevallen aan Aerdt Liefsoons, zowel voor hem en zijn kinderen verwekt bij Maria Fredrix als voor de kinderen bij haar verwekt door Peeter Bus, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning waar Aerdt voornoemd woont Het bestaat uit twee ‘moeshoofkens', de dries of boomgaard, de ene gelegen te Groenlaren in Lummen, geschat op 800 gulden, de andere geschat op 400 gulden bl, de onderste Scijnenshof geschat op 600 gulden bl, de bovenste Scijnenshof, bovenop de lasten die erop staan, geschat op 900 gulden bl, het Wauterken geschat op 150 gulden bl, de Langenhof geschat op 250 gulden bl, het Passebosken geschat op 100 gulden bl, het Quaetbleuxken geschat op 100 gulden bl, het voorste Edbrouck geschat op 800 gulden bl, de Jonckhanensbampt geschat op 400 gulden bl, en het Peeterbrouxken geschat op 200 gulden bl. Vervolgens 27 gulden en vijf stuivers bl jaarlijkse rente en nog eens 25 gulden bl jaarlijks, beide staande op de gemeente Lummen. Verder 3 gulden bl jaarlijks op de panden van Jaspert Poelmans, ook van Lummen. (Nota: een totaal van 4700 gulden bl voor de onroerende goederen en 55 gulden en vijf stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het tweede deel aangeduid met de letter B is gevallen aan Aerdt Millen voor zijn voornoemde kinderen, bestaande uit de hierna volgende percelen van erven en renten, te weten de winning van Aerdt Corthauts met het land, moeshof en boomgaard, te Groenlaren in Lummen gelegen, geschat op 300 gulden bl, de Heusarens geschat op 400 gulden bl, de Vrauwkenshof geschat op 200 gulden bl, het Heijken tegenover de voornoemde winning gelegen geschat op 100 gulden bl, de Reu geschat op 1000 gulden bl boven de last van een vat koren jaarlijks, de Huijsmansschom geschat op 400 gulden bl, het achterste Edbroek geschat op 600 gulden bl, het meken geschat op 200 gulden bl en de Gielisbampt geschat op 300 gulden bl. Vervolgens 7 gulden bl jaarlijkse rente op de panden van Aerdt Aerts van Leuven, 8 gulden bl jaarlijks op de panden van Frans Rubens van Stevoort, op de panden van Jan Vos van Spalbeek 16 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Munters op de Kempense Heide drie vaten koren jaarlijks geschat op 4 gulden en 10 stuivers bl, op de panden van Jan Van der Linden van Schulen 7 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Tilborch 13 gulden en 14 stuivers bl jaarlijks en de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 gulden uit 50 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3500 gulden bl aan de onroerende goederen en 81 gulden en 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het derde deel aangeduid met de letter C is gevallen aan Mathijs Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning, moeshof en de hof erachter gelegen in het Oostereinde van de Vrijhijt Lummen, geschat boven de lasten op 1300 gulden bl, het Lindekensveld achter het dorp geschat op 150 gulden bl, de Eijkenstock geschat op 300 gulden bl, de Berch geschat boven de last van een half vat koren aan Mr. Peeter Fredrix op 200 gulden bl, de Hoeleijcke geschat op 100 gulden, het hofken achter Deckers, het Stenaershofken en de Huijgenbos samen geschat op 250 gulden bl, de hoeve op het Oostereinde geschat boven de lasten van één 'kop' jaarlijks op 10 gulden bl, het Edbrouck achter het bos geschat op 800 gulden bl, de beide ‘bempdekens’ geschat op 400 gulden bl boven de last van 3 gulden jaarlijks onder correctie aan de kerk van Lummen, en het voorste en achterste middelbroek geschat op 400 gulden bl. Vervolgens 12 gulden bl jaarlijks op de panden van Lambrecht Jans, op de panden van Jan Hauen van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Klockluijders van Lummen 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Marten Wauters van Leuven 3 gulden bl geld en munten en 8 gulden bl jaarlijks, makende tesamen 13 gulden bl, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 20 gulden uit 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Aerdt Klocklijers van Lummen 3 gulden jaarlijks, op de panden van Anthoon Lemmens van Molem 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Vaes Swaelen en Hendrick Remen van Geneiken 4 gulden bl jaarlijks en op de panden van Mr. Jacob Clerx van Lummen 6 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3910 gulden bl aan onroerende goederen en 65 gulden bl jaarlijks aan renten).
Het vierde deel aangeduid met de letter D is gevallen aan Joris Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de hofstad in het dorp van Lummen, schuur, stalleken en moeshof geschat boven de lasten op 600 gulden bl, de heide met het bos erbij en de Kerckenbempt geschat boven de lasten van 3,5 vaten koren en 15 stuivers jaarlijks aan het begijnhof van Diest, op 1000 gulden jaarlijks, den Ikert geschat op 150 gulden bl, de helft van de schom van Marie Lijnen geschat op 50 gulden, den Peijl in Gestel met het bos en de bomen geschat op 400 gulden bl, het nieuwe bleuck dat Marten Wauters huurt geschat op 300 gulden bl, het Lindekensveld in Laren geschat op 150 gulden bl, de Langenbampt geschat op 600 gulden bl, de andere bampt in Laren die Aerdt Corthauts huurt geschat op 500 gulden bl. Vervolgens 12 gulden jaarlijks op de panden van Jan Roelants van Stevoort, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 15 gulden zijnde de rest van 35 gulden jaarlijks, op de panden van Lucas Smans van Tiewinkel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Michiel Reijnders van Lummen 3 gulden 10 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Meuwis Scepers van Leuven 3 gulden 10 stuivers jaarlijks, op de panden van Willem Thonis van Gestel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Engelbrechts van Tuijlt 10 gulden bl jaarlijks, op de panden van Catlijn Timmermans van Linkhout 15 gulden 10 stuivers jaarlijks en op de panden van Heer Laurens van Meuwen van Schulen, nu Jan Hoens 2 gulden 10 stuivers jaarlijks. (Nota: een totaal van 3750 gulden bl voor de onroerende goederen en 72 gulden stuivers bl jaarlijks aan renten).
(In de marge staat de volgende nota). Joris Fredrix heeft van zijn moeder reeds 25 gulden jaarlijks genoten en hiermee is al rekening gehouden).
Het vijfde deel aangeduid met de letter E is gevallen aan Mathijs Mateuwis, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de Baltishoeve in Tuijlt geschat op 1200 gulden bl, het Bausenhofken in Kermt geschat op 100 gulden bl, het Mishooffken in Tuijlt geschat boven de lasten op 400 gulden bl, de bempt en het land ernaast in Busselken te Stevoort gelegen geschat boven de last van 16 stuivers jaarlijks op 1000 gulden bl; het Scossautbos in Mellaar geschat op 100 gulden bl, de bempt omtrent Heusden geschat op 200 gulden bl, de schom in Linkhout geschat op 150 gulden bl, het broek achter de molen te weten de bampt op de Demer in het Lummens broek, de wisselbampt tegen Peeter Aerts en de Rausen Penninck tesamen geschat op 300 gulden bl, de Goorkuijlen geschat op 50 gulden, het eikenbos achter Kuringen geschat boven de lasten van 37 stuivers jaarlijks en de drie bomen die daar uit gehouwen moeten worden op 300 gulden bl. Vervolgens op de panden eertijds van Claes Bijsmans nu Jan Vrerix en consorten 15 gulden bl jaarlijks, op de panden van Mathijs Joris van Lummen 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Greffers van Linkhout 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Slegers van Stokrooi 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Coex van Kermt 4 gulden bl, op de panden van Jan Peermans nu van Jan Engelen van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Govert Slaechs van Linkhout nu van Jan Spilborch van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 uit 50 gulden bl jaarlijks. (Nota: een totaal van 3800 gulden bl voor de onroerende goederen en 95 gulden 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het zesde deel aangeduid met de letter F is gevallen aan Eerwaarde Heer Jan Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten het huis en aanhang in Hasselt gelegen ‘daar de condividenten elders uitgestorven zijn’ geschat met de last van 17 gulden en 12 stuivers min één oort op 3000 gulden bl, de Jorisbleuck in Geneiken geschat op 400 gulden bl, het land in Geneiken dat Hendrick Van den Velde huurt geschat op 200 gulden bl, het land in Bolderberg met een rente van 8 gulden jaarlijks aan Peeter Pinxten geschat op 500 gulden. Vervolgens op de panden van Jaspert Mantels van Zonhoven 25 gulden 5 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Swinnen van Kermt 20 gulden 10 stuivers bl jaarlijks. Een stuk land buiten de Trichterpoort gelegen met de daarop staande vruchten geschat boven de last van 4,5 vaten koren op 200 gulden bl, op de panden van Tielman Van Heele van Lummen nu van Jan Fredrix 6 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Hasselt een vat koren jaarlijks geschat op 30 gulden en op de panden van Lucas Geerts van Leuven 1 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 4300 gulden bl voor de onroerende goederen en 82 gulden 15 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Zo gesteld en gekaveld heeft iedereen zijn deel gekregen met als getuigen de eerzame Lambrecht Kelleneers en Margriet Wijsenraets. Was getekend: Cor. Caproens.3
OverlijdenHij overleed op 21 maart 1687 te Hasselt [België] in de ouderdom van 64 jaar.4

Familie

Catharina Frederici ° circa 1619, + 3 sep 1660
Kinderen

bronvermelding(en)

  1. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1622, doopsels, p.25v.
  2. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1651, huwelijken, p.12.
  3. [S40] Schepenbank Hasselt - Civiel Luiks Recht, Rijksarchief Hasselt, dossier nr. 974.
  4. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1687, overlijdens, p.37.
  5. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1652, doopsels, p.108.
  6. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1654, doopsels, p.169.
  7. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1656, doopsels, p.205.
  8. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1658, doopsels, p.241.
  9. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1659, doopsels, p.286.

Arnoldus Millen

IDnr.14568, ° 19 januari 1658
VaderArnoldus Millen1 ° 2 juli 1622, + 21 maart 1687
MoederCatharina Frederici1 ° circa 1619, + 3 september 1660
Stamkaartenafstammelingen van Arnout Fredrix [uitklapbaar formaat]
afstammelingen van Arnout Fredrix [boxformaat]
DoopselArnoldus Millen werd gedoopt op 19 januari 1658 te Hasselt [België] met als peter Mathijs Mattheij en als meter Gertrudis Jacobs.1

bronvermelding(en)

  1. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1658, doopsels, p.241.

Catharina Millen

IDnr.2488, ° 8 oktober 1659, + na 8 maart 1691
VaderArnoldus Millen1 ° 2 juli 1622, + 21 maart 1687
MoederCatharina Frederici1 ° circa 1619, + 3 september 1660
Stamkaartenafstammelingen van Arnout Fredrix [uitklapbaar formaat]
afstammelingen van Arnout Fredrix [boxformaat]
NaamvariatieCatharina Millen werd ook Catrien Millen genoemd.1 
DoopselZij werd gedoopt op 8 oktober 1659 te Hasselt [België] met als peter Joannes Frederici en Arnoldus Liefsoons en als meter Elisabetha Poels. De akte vermeldt: 'Zij is de tweelingzus van Agneta. Joannes Frederici vervangt Arnoldus Liefsoons als peter.2'
ErfenisJoannes Frederici en Mattheus Fredrix waren, samen met Catharina Millen, op 20 juli 1666 te Hasselt [België] erfgenamen van Arnoldus Frericx en Anna Hoefmans. De akte verwijst ook naar Arnoldus Liefsoons en Arnoldus Millen als betrokken partij. Ze vermeldt verder ook Petrus Bus en Catharina Frederici. De akte luidt als volgt: 'Op 20 juli 1666 zijn voor mij Notaris en getuigen hieronder geschreven persoonlijk verschenen en gecompareerd Eerwaarde Heer en Meester Joannes Fredrix, Mathijs Fredrix, Joris Fredrix, Mathijs Matheuwis als man en momber van zijn vrouw Anna Fredrix, Aerdt Liefsoons als man en momber van zijn vrouw Maria Fredrix geassisteerd door Aerdt Bus, mede sprekende voor zijn andere zusters en broers, voorkinderen van de voornoemde Maria Fredrix, bij haar verwekt door Peeter Bus zaliger, en Aerdt Millen als vader en momber van zijn kinderen Renier, Anna, Lijsbeth en Catrien Millen, verwekt uit de schoot van Catlijn Fredrix. Samen kinderen en representanten van Aerdt Fredrix en Anna Hoefmans, beide zaliger. De goederen, cijnzen en renten die voornoemde ouders hebben achter gelaten, zijn na rijpe deliberatie en langdurig beraad in zes gelijke delen verdeeld, aangeduid met de letters A, B, C, D, E en F.
Na hierover gekaveld te hebben is het eerste deel, aangeduid met de letter A, gevallen aan Aerdt Liefsoons, zowel voor hem en zijn kinderen verwekt bij Maria Fredrix als voor de kinderen bij haar verwekt door Peeter Bus, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning waar Aerdt voornoemd woont Het bestaat uit twee ‘moeshoofkens', de dries of boomgaard, de ene gelegen te Groenlaren in Lummen, geschat op 800 gulden, de andere geschat op 400 gulden bl, de onderste Scijnenshof geschat op 600 gulden bl, de bovenste Scijnenshof, bovenop de lasten die erop staan, geschat op 900 gulden bl, het Wauterken geschat op 150 gulden bl, de Langenhof geschat op 250 gulden bl, het Passebosken geschat op 100 gulden bl, het Quaetbleuxken geschat op 100 gulden bl, het voorste Edbrouck geschat op 800 gulden bl, de Jonckhanensbampt geschat op 400 gulden bl, en het Peeterbrouxken geschat op 200 gulden bl. Vervolgens 27 gulden en vijf stuivers bl jaarlijkse rente en nog eens 25 gulden bl jaarlijks, beide staande op de gemeente Lummen. Verder 3 gulden bl jaarlijks op de panden van Jaspert Poelmans, ook van Lummen. (Nota: een totaal van 4700 gulden bl voor de onroerende goederen en 55 gulden en vijf stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het tweede deel aangeduid met de letter B is gevallen aan Aerdt Millen voor zijn voornoemde kinderen, bestaande uit de hierna volgende percelen van erven en renten, te weten de winning van Aerdt Corthauts met het land, moeshof en boomgaard, te Groenlaren in Lummen gelegen, geschat op 300 gulden bl, de Heusarens geschat op 400 gulden bl, de Vrauwkenshof geschat op 200 gulden bl, het Heijken tegenover de voornoemde winning gelegen geschat op 100 gulden bl, de Reu geschat op 1000 gulden bl boven de last van een vat koren jaarlijks, de Huijsmansschom geschat op 400 gulden bl, het achterste Edbroek geschat op 600 gulden bl, het meken geschat op 200 gulden bl en de Gielisbampt geschat op 300 gulden bl. Vervolgens 7 gulden bl jaarlijkse rente op de panden van Aerdt Aerts van Leuven, 8 gulden bl jaarlijks op de panden van Frans Rubens van Stevoort, op de panden van Jan Vos van Spalbeek 16 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Munters op de Kempense Heide drie vaten koren jaarlijks geschat op 4 gulden en 10 stuivers bl, op de panden van Jan Van der Linden van Schulen 7 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Tilborch 13 gulden en 14 stuivers bl jaarlijks en de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 gulden uit 50 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3500 gulden bl aan de onroerende goederen en 81 gulden en 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het derde deel aangeduid met de letter C is gevallen aan Mathijs Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de winning, moeshof en de hof erachter gelegen in het Oostereinde van de Vrijhijt Lummen, geschat boven de lasten op 1300 gulden bl, het Lindekensveld achter het dorp geschat op 150 gulden bl, de Eijkenstock geschat op 300 gulden bl, de Berch geschat boven de last van een half vat koren aan Mr. Peeter Fredrix op 200 gulden bl, de Hoeleijcke geschat op 100 gulden, het hofken achter Deckers, het Stenaershofken en de Huijgenbos samen geschat op 250 gulden bl, de hoeve op het Oostereinde geschat boven de lasten van één 'kop' jaarlijks op 10 gulden bl, het Edbrouck achter het bos geschat op 800 gulden bl, de beide ‘bempdekens’ geschat op 400 gulden bl boven de last van 3 gulden jaarlijks onder correctie aan de kerk van Lummen, en het voorste en achterste middelbroek geschat op 400 gulden bl. Vervolgens 12 gulden bl jaarlijks op de panden van Lambrecht Jans, op de panden van Jan Hauen van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Klockluijders van Lummen 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Marten Wauters van Leuven 3 gulden bl geld en munten en 8 gulden bl jaarlijks, makende tesamen 13 gulden bl, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 20 gulden uit 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Aerdt Klocklijers van Lummen 3 gulden jaarlijks, op de panden van Anthoon Lemmens van Molem 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Vaes Swaelen en Hendrick Remen van Geneiken 4 gulden bl jaarlijks en op de panden van Mr. Jacob Clerx van Lummen 6 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 3910 gulden bl aan onroerende goederen en 65 gulden bl jaarlijks aan renten).
Het vierde deel aangeduid met de letter D is gevallen aan Joris Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de hofstad in het dorp van Lummen, schuur, stalleken en moeshof geschat boven de lasten op 600 gulden bl, de heide met het bos erbij en de Kerckenbempt geschat boven de lasten van 3,5 vaten koren en 15 stuivers jaarlijks aan het begijnhof van Diest, op 1000 gulden jaarlijks, den Ikert geschat op 150 gulden bl, de helft van de schom van Marie Lijnen geschat op 50 gulden, den Peijl in Gestel met het bos en de bomen geschat op 400 gulden bl, het nieuwe bleuck dat Marten Wauters huurt geschat op 300 gulden bl, het Lindekensveld in Laren geschat op 150 gulden bl, de Langenbampt geschat op 600 gulden bl, de andere bampt in Laren die Aerdt Corthauts huurt geschat op 500 gulden bl. Vervolgens 12 gulden jaarlijks op de panden van Jan Roelants van Stevoort, op de panden van Hendrick Motmans van Kortessem 15 gulden zijnde de rest van 35 gulden jaarlijks, op de panden van Lucas Smans van Tiewinkel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Michiel Reijnders van Lummen 3 gulden 10 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Meuwis Scepers van Leuven 3 gulden 10 stuivers jaarlijks, op de panden van Willem Thonis van Gestel 5 gulden bl jaarlijks, op de panden van Peeter Engelbrechts van Tuijlt 10 gulden bl jaarlijks, op de panden van Catlijn Timmermans van Linkhout 15 gulden 10 stuivers jaarlijks en op de panden van Heer Laurens van Meuwen van Schulen, nu Jan Hoens 2 gulden 10 stuivers jaarlijks. (Nota: een totaal van 3750 gulden bl voor de onroerende goederen en 72 gulden stuivers bl jaarlijks aan renten).
(In de marge staat de volgende nota). Joris Fredrix heeft van zijn moeder reeds 25 gulden jaarlijks genoten en hiermee is al rekening gehouden).
Het vijfde deel aangeduid met de letter E is gevallen aan Mathijs Mateuwis, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten de Baltishoeve in Tuijlt geschat op 1200 gulden bl, het Bausenhofken in Kermt geschat op 100 gulden bl, het Mishooffken in Tuijlt geschat boven de lasten op 400 gulden bl, de bempt en het land ernaast in Busselken te Stevoort gelegen geschat boven de last van 16 stuivers jaarlijks op 1000 gulden bl; het Scossautbos in Mellaar geschat op 100 gulden bl, de bempt omtrent Heusden geschat op 200 gulden bl, de schom in Linkhout geschat op 150 gulden bl, het broek achter de molen te weten de bampt op de Demer in het Lummens broek, de wisselbampt tegen Peeter Aerts en de Rausen Penninck tesamen geschat op 300 gulden bl, de Goorkuijlen geschat op 50 gulden, het eikenbos achter Kuringen geschat boven de lasten van 37 stuivers jaarlijks en de drie bomen die daar uit gehouwen moeten worden op 300 gulden bl. Vervolgens op de panden eertijds van Claes Bijsmans nu Jan Vrerix en consorten 15 gulden bl jaarlijks, op de panden van Mathijs Joris van Lummen 35 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Greffers van Linkhout 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Linkhout 3 gulden bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Slegers van Stokrooi 2 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan Coex van Kermt 4 gulden bl, op de panden van Jan Peermans nu van Jan Engelen van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Govert Slaechs van Linkhout nu van Jan Spilborch van Linkhout 4 gulden 12 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Cleersnijders van Stevoort 25 uit 50 gulden bl jaarlijks. (Nota: een totaal van 3800 gulden bl voor de onroerende goederen en 95 gulden 4 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Het zesde deel aangeduid met de letter F is gevallen aan Eerwaarde Heer Jan Fredrix, bestaande uit de volgende percelen van erven en renten, te weten het huis en aanhang in Hasselt gelegen ‘daar de condividenten elders uitgestorven zijn’ geschat met de last van 17 gulden en 12 stuivers min één oort op 3000 gulden bl, de Jorisbleuck in Geneiken geschat op 400 gulden bl, het land in Geneiken dat Hendrick Van den Velde huurt geschat op 200 gulden bl, het land in Bolderberg met een rente van 8 gulden jaarlijks aan Peeter Pinxten geschat op 500 gulden. Vervolgens op de panden van Jaspert Mantels van Zonhoven 25 gulden 5 stuivers bl jaarlijks, op de panden van Hendrick Swinnen van Kermt 20 gulden 10 stuivers bl jaarlijks. Een stuk land buiten de Trichterpoort gelegen met de daarop staande vruchten geschat boven de last van 4,5 vaten koren op 200 gulden bl, op de panden van Tielman Van Heele van Lummen nu van Jan Fredrix 6 gulden bl jaarlijks, op de panden van Jan van Schoenbeeck van Hasselt een vat koren jaarlijks geschat op 30 gulden en op de panden van Lucas Geerts van Leuven 1 gulden jaarlijks. (Nota: een totaal van 4300 gulden bl voor de onroerende goederen en 82 gulden 15 stuivers bl jaarlijks aan renten).
Zo gesteld en gekaveld heeft iedereen zijn deel gekregen met als getuigen de eerzame Lambrecht Kelleneers en Margriet Wijsenraets. Was getekend: Cor. Caproens.1'
HuwelijkZij huwde met Thomas Vrancken op 27 mei 1688 te Hasselt [België] met als getuigen Christianus Laurens en Margareta Cleersnijders.3
EigendomThomas Vrancken en Catharina Millen verkopen een goed aan Joannes Fredrix volgens een akte gemaakt te Lummen [België] op 8 maart 1691. Deze verwijst ook naar Arnoldus Busch, Mattijs Kaeckers en Jan Facis als betrokken partij. De akte luidt als volgt: 'Thomas Vrancken, geassisteerd door zijn vrouw Catrien Millen die laudeert, draagt op tot behoef van Jan Fredrix huis en hof in Groelaren gelegen, palend de straat N., Martinus Puts O., Aerdt Dries W. en Z. Verkocht voor 468 gulden BBL eens, waarvoor de koper tot zijn last neemt 400 gulden kapitaal in 2 verschillende renten, de ene op 200 gulden kapitaal aan Mattijs Kaeckers en de ander eveneens van 200 gulden kapitaal aan Jan Facis, tot volle ontlasting van de verkoper en hij verobligeert zijn panden ervoor. Lijcoop 7 gulden, godsgeld 2 stuivers. Het verkocht goed is verder nog belast met 15 stuivers jaarlijks aan het altaar van (niet ingevuld) in de kerk van Lummen - in de marge staat "NB anniversarie autaer alhier" - s' heeren cijns en gemeijne dorpslasten, die niet aan de kooppenningen zullen korten.
Op 24.01.1692 bekent Jan Fredrix de naderschap van deze koop aan Aerdt Busch en verklaart dat hem alle onkosten terugbetaald werden. Aerdt Busch is ter gichte gekomen.4'
 
OverlijdenZij overleed na 8 maart 1691 te Hasselt? [België].4 

bronvermelding(en)

  1. [S40] Schepenbank Hasselt - Civiel Luiks Recht, Rijksarchief Hasselt, Dossier nr. 974.
  2. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1659, doopsels, p.285.
  3. [S21] Parochieregisters Hasselt, Rijksarchief Hasselt, 1688, huwelijken, p.36v.
  4. [S7] Schepenbank Lummen - Loons Recht buiten Vrijheid - Gichten, Rijksarchief Hasselt, boek 87, 1691, p.365v.