Biografie

Jan Fredericx, die zijn naam verlatijnste tot Frederici, was afkomstig uit Lummen. Hij droeg dezelfde naam als een verwante, pastoor van het begijnhof van Antwerpen (1562-1602) en auteur van verschillende godvruchtige werken. In 1622 werd Jan Frederici door Margareta de Berghes - abdis van Herkenrode van 1620 tot 1637 - benoemd tot pastoor van Kuringen om reeds in 1625 over te stappen naar de pastorij van het Hasseltse begijnhof. Toen in 1631 Jan de Geloes, pastoor-deken van Hasselt, aan de pest overleed, werd Jan Frederici door dezelfde abdis aangesteld als zijn opvolger en werd hij door zijn collega's verkozen tot landdeken. Kort nadien, in 1633, liet hij zijn portret schilderen.

Jan Fredericx met de Heilige Familie, Anoniem, 1633, Grauwzusters-Franciscanessen, Hasselt

Rechts van Onze-Lieve-Vrouw die het Kind op haar knie houdt, staan drie mannen afgebeeld voor een donkere achtergrond. Achteraan staat Jozef, met baard en gekleed in een rode mantel. De twee figuren uiterst links op het schilderij zijn Jan Fredericx en daarboven zijn patroonheilige, Johannes de Doper. Deze laatste is niet op de traditionele manier afgebeeld - met baard, een kameelharen gewaad of een lammetje aan de voeten - maar als jongeling. In zijn linkerhand houdt hij een kruisstaf vast. Onderaan links is Jan Fredericx knielend tot aan zijn middel afgebeeld. Zijn handen houdt hij vroom biddend voor zijn borst. Hij is gekleed in een lichtgrijs koorhemd met daarover een lichtbruine stola. Zijn houding doet denken aan de middeleeuwse traditie, waarbij op polyptieken de opdrachtgevers aan de achterzijde van de panelen afgebeeld worden met hun patroonheiligen. Deze voorstelling sluit niet volledig aan bij de rest van de compositie, waarin geanimeerd handenspel en communicatie belangrijker zijn. Hoewel Jan Fredericx zijn ogen lichtjes naar boven richt, wordt hij toch niet werkelijk opgenomen in de 'sacra conversatione'. De figuren van de heiligen passen bovendien ook beter in de traditie van de barokke schilderkunst. Het hoofd van Jozef doet denken aan de Mozesfiguren van Rubens (1577-1640) of de apostelfiguren van Van Dyck (1599-1641). In de linkerbovenhoek van het schilderij staat het wapenschild van Jan Fredericx, met daaronder de wapenspreuk: Vera pax verae divitiae [nvdr. Ware vrede is ware rijkdom], die een woordspeling op zijn familienaam inhoudt [nvdr. Frede = vrede = pax; -ricx = rijk = divitiae]. Eronder staat het opschrift: A°: 1633 aetatis sue 38  [nvdr. 1633 leeftijd 38 jaar], . Daaraan werd later toegevoegd: et obiit A°:1654.31.ianuar [nvdr. gestorven op 31 januari 1654],





Preekstoel in de Sint-Quintinuskathedraal, 1637, Hasselt

Enkele jaren later, in 1637, schonk hij aan zijn Sint-Quintinuskerk een nieuwe preekstoel, uitgevoerd in smaakvolle barokstijl. Klankbord en voetstuk zijn kunstig bewerkt en de zeshoekige kuip is versierd met nissen met daarin beelden van Sint-Quintinus en van de vier evangelisten. Het wapenschild van pastoor Frederici, met schilddragende engel, evenals dat van de families Munters, Neven en Haywegen - vermoedelijk de toenmalige kerkmeesters - is erin uitgestoken.

Jan Frederici ijverde voor de vestiging in Hasselt van de zusters van het H. Graf, ook bonnefanten of sepulcrijnen geheten, en van de minderbroeders. Door zijn tussenkomst konden zij in 1646 een klooster bouwen in de Paardsdemerstraat. Een gedenksteen met zijn wapen was eertijds te zien in de gevel van de minderbroederskerk. Op gevorderde leeftijd liet hij nogmaals zijn portret schilderen, dat als een epitaaf in de Sint-Quintinuskerk moest blijven hangen [nvdr: dit portret was in 1923 eigendom van priester P. Daniëls maar is sindsdien spoorloos]. Jan Frederici verzamelde een niet onaanzienlijk fortuin, dat hij in 1648 via een testament verdeelde. Naast talrijke vrome legaten stichtte hij twee studiebeurzen voor zijn naaste verwanten, een aan het Luiks seminarie in Leuven en een aan het college van Diest. Zijn goederen vermaakte hij aan zijn twee broers Joris en Arnold en aan de kinderen van zijn twee overleden broers Peter en Geert.

[bron: Boek 'Oog in Oog', Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof, 2003]